Berichtdoor Divrei Shmuel » 04 sep 2006 21:45
Het is noodzakelijk De Geest van G-d te verlangen: “hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven aan hen, die Hem bidden?” (Luk.11:13). Wie niet uit gerichtheid en liefde tot G-d gaat om van Hem de Geest te nemen—niet zoals Sjim’on de tovenaar, die nadat hij zag dat door oplegging van de handen der gezonden talmidiem van Jesjoe‘a de Heilige Geest gegeven werd, hen geld aanbood, “zeggende: Geef ook mij deze macht, opdat, zo wie ik de handen opleg, hij de Heilige Geest ontvangt” (Hand.8:18,19), maar zoals “O al gij dorstigen! komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, en zonder prijs, wijn en melk!” (Jes.55:1), ja, wie niet vanwege Hem op tijd komt en komt nemen, kan later de poort niet meer binnen gaan, en is ondanks de vroegere en toekomstige olie, ontkend (Matth.25:1-13). Nú moet men dus nemen! Hierom spoort Sja’oel ook aan: “wordt vervuld met de Geest” (Ef.5:18). Zij die wel vervuld zijn met G-ds Geest hebben oog voor de structuur— en zijn ook bekwaam om mee te bouwen aan Zijn Heiligdom (Ex.28:3; 31:2-11; 35:31-36:2). Zij hebben de kracht om te vermanen en te bestraffen (Mich.3:8).
Niet alleen het liefhebben van G-d maar ook van de broeders is bepalend voor het verblijven van de Heilige Geest: “Geliefden! Laat ons elkaar liefhebben, want de liefde is uit G-d; en een ieder, die liefheeft, is uit G-d geboren, en kent G-d; Die niet liefheeft, die heeft G-d niet gekend; want G-d is liefde. Hierin is de liefde G-ds jegens ons geopenbaard, dat G-d Zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij G-d liefgehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad, en Zijn Zoon gezonden heeft [tot] een verzoening voor onze zonden. Geliefden, indien G-d ons alzo lief heeft gehad, zo zijn ook wij schuldig elkaar lief te hebben. Niemand heeft ooit G-d aanschouwd; indien wij elkaar liefhebben, zo blijft G-d in ons, en Zijn liefde is in ons volmaakt. Hieraan kennen wij, dat wij in Hem blijven, en Hij in ons, omdat Hij ons van Zijn Geest gegeven heeft” (1 Joh.4:7-13). Van oudsher leert de Heilige, gezegend is Hij, ons door de namen van twee mannen, het geheim van de blijvende werking van de Geest, door mensen heen: “En Mosjeh ging uit, en sprak de woorden van de Eeuwige tot het volk; en hij verzamelde zeventig mannen uit de oudsten van het volk, en stelde hen rondom de tent. Toen kwam de Eeuwige af in de wolk, en sprak tot hem, en afzonderende van de Geest, die op hem was, legde Hij op de zeventig mannen, die oudsten; en het geschiedde, als de Geest op hen rustte, dat zij profeteerden, maar daarna niet meer. Maar twee mannen waren in het leger overgebleven; de een zijn naam was Eldad [G-d heeft liefgehad], en de ander zijn naam was Medad [Liefhebbend]; en die Geest rustte op hen, want zij waren onder de aangeschrevenen, hoewel zij tot de tent niet uitgegaan waren, en zij profeteerden in het leger” (Num.11:25,26).
Overigens blijkt ook uit de desintresse vervuld te geraken met de Geest en de gaven te vermenigvuldigen, maar in plaats daarvan de tallantà’s in de grond te stoppen (Matth.25:18), weinig liefde tot de broeders, de gaven zijn immers ook bedoeld om de gemeente tot nut te zijn (1 Kor.12:4-25). Zo een, die zijn tallantà in de grond stopt, wordt dat wat hij had ontnomen (Matth.25:24-29).
DE RAMPEN DER ONGEHOORZAAMHEID
Ongehoorzaamheid aan G-d, dat is: Niet doen wat Hij zegt in Zijn Woord, in profetie, in gezicht en in openbaring, kan de meest verschrikkelijke gevolgen met zich meebrengen, ook in verband met het verblijf van de Geest G-ds in ons, en temidden van ons. Koning Sja’oel verloor het Koningschap en de Geest G-ds werd van hem weggenomen als gevolg van zijn ongehoorzaamheden, dat is: Rebellie (1 Sam.15:23,24,26,28; 16:14) en er kwam een boze geest voor in de plaats (1 Sam.16:14-16).10 Dawid kende dit principe ook, daarom bad hij na zijn zonde11 (2 Sam.12:9): “neem uw Heilige Geest niet van mij” (Ps.51:13).
Sja’oel, een der gezondenen, waarschuwt “Blus de Geest niet uit” (I Thess.5:19). Als nu de lampen bij de bovengenoemde dwaze maagden doofden door hun passiviteit tot G-d, hoeveel te meer als men naast passiviteit, waarmee men reeds het: “En u zult de Eeuwige, uw God, liefhebben, in uw gehele hart, en in uw gehele ziel, en in al uw vermogen” (Deut.6:5) overtreed, zonde op zonde, overtreding op overtreding en onreinheid op onreinheid stapelt. Zou de Geest G-ds dan niet bedroeft (Ef.4:30) worden? Het is immers de rebellie die de Geest bedroefd maakt: “Maar zij werden rebels, en hebben Zijn Heilige Geest bedroefd; en Hij is hun in een vijand veranderd, Hij streed Zelf tegen hen” (Jes.63:10).
Laten wij om dit alles G-d van ganser harte liefhebben, en ook onze broeders en zusters niet vergeten,12 integendeel, dit doende uit gehoorzaamheid en ons overstijgende liefde, die een vrucht van de Geest is (Gal.5:22), en de liefdesbetoning ook afhankelijk laten zijn van gehoorzaamheid aan al Zijn woorden.
Sam
Sjim'oe d'var-HASJEM gojim! - Hoor het woord van de Eeuwige, gij volken! (Jer.31:10)