huub schreef:
Mark. 9:
46 Waar hun worm niet sterft, en het vuur niet uitgeblust wordt.
Matt. 3:
12 Wiens wan in Zijn hand is, en Hij zal Zijn dorsvloer doorzuiveren, en Zijn tarwe in Zijn schuur samenbrengen, en zal het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden.
2. Precies hetzelfde als met Sodom en Gomorra; de middelen van verbranding gaan door tot alle brandstof op is!
Wat deze verzen nu juist willen zeggen, is dat de brandstof niet opraakt (Jes. 66:24, Mark. 9:46). Een worm heeft voedsel nodig om te kunnen bestaan en het vuur evenzo (zuurstof plus brandstof). Als het vuur niet uitgeblust wordt en de worm niet sterft, is dat een aanwijzing over de lengte van de straf, die zal niet ophouden. Dat blijkt ook uit Openbaringen 14:11 en Daniel 12:2:
Quote:
Openbaringen 14:11 En de rook van hun pijniging gaat op in alle eeuwigheid, en zij hebben geen rust dag en nacht, die het beest aanbidden en zijn beeld, en zo iemand het merkteken zijns naams ontvangt.
Daniel 12:2 En velen van die, die in het stof der aarde slapen, zullen ontwaken, dezen ten eeuwigen leven, en genen tot versmaadheden, en tot eeuwige afgrijzing.
De term 'in alle eeuwigheid' is eigenlijk verkeerd vertaald. Dat kun je zelfs zien als je Openbaring 11:15
En de zevende engel heeft gebazuind, en er geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij zal als Koning heersen in alle eeuwigheid.
1 Kor. 15:
25 Want Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al de vijanden onder Zijn voeten zal gelegd hebben.
28 En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden Dien, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.
en Openbaring 20:6
Zalig en heilig is hij, die deel heeft in de eerste opstanding; over deze heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en Christus zijn, en zij zullen met Hem als koningen heersen duizend jaren.
naast elkaar legt. De goede vertaling (uit het Grieks) is 'de eeuw van de eeuwigheden', d.w.z. de bedeling van de bedelingen, wat naar mijn mening het duizendjarig Vrederijk van Christus is.
ik beweer dus: duizendjarig Vrederijk = in alle eeuwigheid. Ga de teksten maar na en je ziet dat het klopt. Deze 'eeuw' is zo bijzonder omdat dan het oordeel uitgevoerd wordt en Christus alles aan Zijn voeten onderwerpt en daarna geeft Hij het Koninkrijk over aan de Vader. Er zijn dan geen vijanden meer, want dan is God de Vader alles in allen.
De verbranding gaat mijns inziens net zolang door tot de brandstof op is. Die brandstof, de goddelozen, gaat een keer op (en dat denkt Elbert van niet), omdat God de Vader anders niet alles in allen kan zijn (1 Kor. 15:28 )
Hiervoor pleit ook Psalmen 37:20:
Maar de goddelozen zullen vergaan, en de vijanden des HEEREN zullen verdwijnen, als het kostelijkste der lammeren; met den rook zullen zij verdwijnen.
Geen nimmereindigende pijniging dus, maar ook geen 'vagevuur'.
Hel kan verschillende betekenissen hebben, waaronder gehenna. Dit woord is afkomstig van het dal van Hinnom. Hier werden de lijken naar toe gebracht en tot as verbrand.
Eeuwig in Daniel 12:2 is niet als altijddurend bedoeld. Er staat dat velen zullen ontwaken. Ik denk dat tijdens de duizend jaren, van Gods kinderen, alleen de 'verzegelden', de heiligen opstaan met de goddelozen opdat die geoordeeld worden. Dit wordt ondersteund door Openbaringen 20:4,5:
En ik zag tronen, en zij zaten op dezelve; en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen dergenen, die onthoofd waren om de getuigenis van Jezus, en om het Woord Gods, en die het beest, en deszelfs beeld niet aangebeden hadden, en die het merkteken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd en aan hun hand; en zij leefden en heersten als koningen met Christus, de duizend jaren.
5 Maar de overigen der doden werden niet weder levend, totdat de duizend jaren geëindigd waren. Deze is de eerste opstanding.
Verder denk ik dat je ziel pas onsterfelijk wordt
of bij het geloof in Christus
of bij het nemen van de boom des levens, waar God de goddelozen voor heeft willen bewaren. (Gen. 3:22)