Marnix schreef:En wat de mens moet doen met alle oproepen in de Schrift? Er gehoor aan geven. Kan hij dat? Ja, maar niet uit zichzelf. Geen bekeerd mens zal achteraf zeggen: "Ik heb me zelf bekeerd." maar "God heeft me gered".
Ik vind dat een bevredigend antwoord, op deze manier is de uitverkiezing geen karikatuur, geen dogma die leidt tot stilzittende vroomheid of tot een "ik kan het niet totdat God wat gaan doen" en krijgt God alle eer.
Kan hij dat? Ja, maar niet uit zichzelf. Dat is tegenstrijdig.
A: Kun je vliegen?
B: Ja, maar niet uit mezelf.
A: Dus je kunt zelf niet vliegen!?
B: Jawel.
Dat klopt niet. Het moet zijn: Nee. Nee, ik kan niet vliegen, tenzij iemand mij vleugels geeft. Dat is logica:
"
En Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. Maar Ik heb u gezegd dat u Mij wel gezien hebt, en toch gelooft u niet. Alles wat de Vader Mij geeft, zal tot Mij komen; en wie tot Mij komt, zal Ik beslist niet uitwerpen."
"
Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekt; en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag."
"
En Hij zei: Daarom heb Ik u gezegd dat niemand tot Mij komen kan, tenzij het hem door Mijn Vader gegeven is."
"
Johannes antwoordde en zei: Een mens kan niets aannemen, als het hem niet uit de hemel gegeven is."
Johannes 6:35-37, 44, 65,
Johannes 3:27
Het Woord doet precies wat het moet doen: de mens van zijn illusies ontdoen en onderwerpen aan God. De mens is onderworpen aan God en Zijn wil en niet andersom.
De mens kan niet tot Jezus komen, tenzij de Vader, Die Hem gezonden heeft, hem trekt. Dat komt o.a. door wat Jezus zegt in
Johannes 6:36: "
Maar Ik heb u gezegd dat u Mij wel gezien hebt, en toch gelooft u niet."
Dat zegt Jezus in
Johannes 6, vers 60 niet tegen een paar Farizeeën (die Hem naar het leven staan) maar tegen Zijn discipelen. Ze nemen aanstoot aan Jezus' Woorden en velen gaan vanaf dan niet meer met Hem mee. Op de vraag van Jezus aan de twaalf (apostelen) of ze ook niet willen weggaan, antwoord Petrus tot Wie ze anders moeten gaan en dat zij geloofd en erkend hebben dat Jezus de Christus is en de Zoon van God. Daarop zegt Jezus: "
Heb Ik u, de twaalf, niet uitgekozen? En een van u is een duivel.".
De mens en zijn (zondige) wil en werk wordt door het Woord uitgeschakeld, opdat het alleen door genade (overeenkomstig de verkiezing van de genade) van God is. Zo krijgt God alle eer.
Door het voor de mens (zogenaamd) 'mogelijk' te maken, maak je de uitverkiezing juist tot een karikatuur (onzinnig).
Zoals een dove niet kan horen en een blinde niet kan zien, zo kan een zondaar (ongelovige) niet tot Jezus komen, tenzij...
Het geloof van de mens is het resultaat van het werk van God in de mens. Het geloof heeft fundament (vaste grond) nodig, anders houdt het geen stand; zoals een huis op zand geen standhoudt wanneer de stormen komen en de regens neerslaan. Daarom komt het geloof uit God voort (door Zijn genade, door Zijn Woord en Zijn Geest) en houdt Hij het in stand en draagt de gelovige, zoals de wijnstok en de ranken.