ereunao schreef:Ex. 20 en Deut.5 zijn net zo goed hoofdstukken uit Gods Woord als alle anderen. Daarom is er niets tegen als die op zijn tijd ook gelezen worden. Maar de plaats die de wetslezing in de liturgie inneemt spreekt boekdelen. Want hier zit de gedachte achter dat de n-testamentische gemeente hier nu zit als het ‘geestelijke Israël’. Het doet daarom vreemd aan als die Gemeente die belijdt met Chr. door de wet der wet gestorven te zijn haar eredienst begint zich de wet van Mozes voor te laten lezen
Want als wij nu door de dood van Christus van de wet vrijgemaakt en door Zijn opstanding een nieuw hemels leven deelachtig geworden zijn, zo kan de wet onmogelijk onze levensregel zijn. Het richtsnoer voor onze wandel moet in overeenstemming zijn met ons leven. Zijn wij in de toestand van de eerste Adam, dan is de wet ons richtsnoer, want zij is de levensregel voor de dood, omdat zij tot dode zondaars komt. Zijn wij echter in Christus geplant, dan kan de wet onmogelijk onze levensregel zijn, omdat wij niet meer dood, maar levend gemaakt zijn. Een levend gemaakte met Christus kan onmogelijk de levensregel van de dood tot richtsnoer voor zijn wandel aannemen. Is Christus ons leven, dan moet ook Christus Zelf onze levensregel zijn. Er is dan geen sprake van de wet, noch tot rechtvaardigmaking, noch als richtsnoer voor de wandel. Christus is het voorwerp van de beschouwing. Hij heeft de Vader volkomen verheerlijkt; in Hem vinden wij de werken voorbereid waarin wij moeten wandelen. Christus nu leeft in ons. En zoals het geloof in Christus dit leven doet ontstaan, zo is ook het geloof in Christus de kracht van dit leven. ‘En hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij liefgehad heeft, en zichzelf voor mij overgegeven heeft’ (Gal.2:.20). Dezelfde Christus dus, die de Bron van het leven is, Die ons leven is, is ook het voorwerp van onze aanschouwing. De gelovige leeft niet door het zien op de wet, maar door het zien op Christus, en op Hem alleen. Door deze aanschouwing worden wij Hem ook in de wandel gelijkvormig. ‘Wij allen, met ongedekt aangezicht de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelfde Beeld in gedaante veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest’ (2 Kor. 3:18).
Amen! Mooi verwoord! Dank je