In het RD las ik het opiniestuk: HET DENKEND DEEL DER NATIE.
Een citaat:
In de rubriek ”De tien geboden” van Trouw staat elke zaterdag wel weer een bekende Nederlander die, als hij bij het eerste gebod komt, in zes regels vertelt hoe hij op 12-jarige leeftijd het geloof in God tijdens het speelkwartier heeft afgeschaft omdat hij ontdekte hoe onzinnig dit geloof is. Op een ”wetenschappelijk” niveau verslaat Richard Dawkins met zijn boek ”God als misvatting” zijn duizenden en Dick Swaabs ”Wij zijn ons brein” is er nu in een speciale kindereditie (want je kunt er niet vroeg genoeg mee beginnen kinderen te verlossen van het geloof, dat slechts een epileptische stoornis in een hersenkwab is).
En het eindigt:
Ik vind het aangrijpend dat Franca Treur haar geloof vaarwel heeft gezegd. Voor een deel kan refoland zich dit ernstig aanrekenen: hoe gunnend is haar het heil aangereikt en hoe serieus werden haar vragen genomen? Tegelijk zijn er wel degelijk antwoorden te geven op haar vragen (en er mogen vragen openblijven). En wat is haar alternatief, nu zij de geloofswereld heeft verlaten? De Nederlandse televisiewereld? Haar troosteloze feuilleton in Trouw? Moge zij God ontmoeten in de ruimte van het geloof dat ook het denken omvat.
HET DENKEND DEEL DER NATIE
Zoals Franca zijn er velen. Het zijn niet bepaalde de minst intelligenten onder ons. Daarom juist, vind ik het zo fascinerend.
Wat maakt nu dat je als weldenkend mens het geloof vaarwel zegt en dat dit vaak in de puberteit gebeurt?
In de puberteit ga je op zoek naar je eigen identiteit, de vragen des levens, maar hoe komt het dan toch dat dan zo rigoureus wordt afgerekend met de God van hun (voor)ouders?