De Bijbelse Hebreeuwse naam יְהוֹשֻֽׁעַ (J'hoshoe'a) werd afgekort als יֵשֽׁוּעַ (Jéshoe'a) tijdens de Babylonische Ballingschap en later als יֵֽשׁוּ (Jéshoe). Er wordt door messiaanse Joden soms geclaimd dat het staat voor יִמַּח שְׁמוֹ וְזִכְרוֹ (jimmaḥ sh'mo v'ziechro): “dat zijn naam en herinnering zal worden uitgewist”, maar dat is niet geheel correct.
Arco schreef:Jeshoe of Yeshu is een acroniem voor "mag zijn naam en geheugen worden doorgehaald".
Als reeds vermeld, dat is wat messiaanse Joden overal op het internet verspreiden, zoals op wikipedia. Maar als je dan vraagt waar het dan staat, dan valt het altijd stil.
Het citaat komt voor in de Talmoed (Sanhedrin 43a) en het slaat vrij duidelijk op een volgeling genaamd Mattai (hier is een Engelse versie van de Talmoed Bavli Sanhedrin 43a, zodat je het kunt controleren. En hier de gehele Aramees-Hebreeuwe versie).
Talmoed Bavli Sanhedrien 43a zegt dat Jeshoe 5 volgelingen had: Mattai, Nakai, Netser, Boenie en Todah. Toen Mattai naar voren werd gehaald zei hij: ¨Zal Matthai worden gedood? Staat er niet ¨Mattai, Ik zal komen en voor God verschijnen?¨ Maar ze antwoordden: ¨Jawel, want er staat ookMatthai zal sterven en zijn naam zal verdwijnen¨.
Allereerst verwijst de uitspraak niet naar Jeshoe, maar naar de volgeling genaamd Mattai. Ten tweede is het duidelijk Talmoedische midrash. Wat gebeurt er hier? Een volgeling genaamd Mattai verschijnt voor het Bejt Din, een rechtbank. Mattai verdedigt zich met de woorden: ¨Wanneer zal ik komen en voor God verschijnen?¨ De rechters reageren dat hij desondanks zal worden gedood, omdat er eveneens staat geschreven: ¨Wanneer hij zal sterven en zijn naam verloren gaat¨.
Als je niet Joods bent, de Tanach niet uit je hoofd kent, niet goed weet wat midrash inhoudt en niet Aramees en Hebreeuws spreekt, dan zal bovenstaande lariekoek lijken. Als je Joods bent opgevoed, de Tanach uit je hoofd hebt geleerd, weet hebt van midrash en Aramees en Hebreeuws spreekt, dan zal bovenstaande vrij eenvoudig zijn.
Waarom verdedigt Mattai zich met de woorden: ¨Wanneer zal ik komen en voor God verschijnen?¨ En hoe kan zo’n frase uberhaupt als een gezaghebbende verdediging worden opgevat? En waarom reageren de rechters met ¨Wanneer hij zal sterven en zijn naam verloren gaat¨? Wat gebeurt er in deze midrash?
Voor Mattai’s verdediging zijn drie zaken relevant:
1) ¨Mattai¨ is een naam die in het Hebreeuws ook een andere betekenis heeft, namelijk ¨wanneer¨.
2) Het woord ¨elohiem¨ betekent zowel ¨God¨ als ¨rechters¨ (en ¨engelen, etc¨).
3) De Tanach is gezaghebbend.
De volgeling genaamd Mattai maakt daar handig gebruik van door naar een gezaghebbende Tanach tekst te verwijzen, namelijk Psalm 42:3, waar staat: ¨Mattai (= wanneer) zal ik komen en voor God verschijnen?¨ Indien je het Hebreeuwse woord ¨mattai¨ (מָתַי) opvat als een naam en het woord ¨elohiem¨ als ¨rechters¨, verandert de betekenis: ¨Mattai, Ik zal komen en voor de rechters verschijnen¨. In dit scenario staat God (¨Ik¨) aan de kant van Mattai voor de rechters.
De rechters reageren dat hij desondanks zal worden gedood, omdat er eveneens staat geschreven: ¨Wanneer hij zal sterven en zijn naam verloren gaat¨.
Hoe kan dit antwoord als gezaghebbende aanklacht gelden?
Als je oplet, zie je dat de rechters doorgaan op Mattai’s midrash door hetzelfde Boek (Psalmen) te citeren, waar staat ¨mattai jamoet we’avar sh’mo¨, wat betekent ¨Wanneer hij zal sterven en zijn naam verloren gaat/ging¨ (Psalm 41:6). Nu je weet dat Mattai eveneens ¨wanneer¨ betekent, is het eenvoudig. Dezelfde frase zegt dan: ¨Mattai zal doodgaan en zijn naam verloren gaan¨ (מָתַי אָבוֹא וְאֵרָאֶה פְּנֵי אֱלֹהִים).
Moshe