Volgens de verzen 1-3 komt onze vereniging met Hem niet voorafgaand aan de openbaring van de mens der wetteloosheid:
1 En wij vragen u dringend, broeders, met betrekking tot de komst van onze Heere Jezus Christus en onze vereniging met Hem,
2 dat u niet snel aan het wankelen wordt gebracht of verschrikt, niet door een uiting van de geest, niet door een woord, en ook niet door een brief die van ons afkomstig zou zijn, alsof de dag van Christus al aangebroken zou zijn.
3 Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden. Want die dag komt niet, tenzij eerst de afval gekomen is en de mens van de wetteloosheid, de zoon van het verderf, geopenbaard is,
Waarom zou Paulus hier spreken over de dag van Christus (de dag des Heeren) als dit niet dezelfde dag zou zijn als waarop de Gemeente opgenomen zou worden? Hij zegt letterlijk dat dit betrekking heeft op de komst van Christus en onze vereniging met Hem.
Je slaat weer een heleboel argumenten van mij over als ik probeer uit te leggen wie "wij en zij" zijn maar dat is mij ook goed.
De dag van Christus wordt hier genoemd door Paulus maar is dat de dag des Heeren?
Als dat waar is komen we in de knoop met de eerste brief waar het absoluut gaat over de toekomst van de Gemeente dus van "wij"
Door het woord des Heeren zegt hij, "dat Christus de gestorven gelovigen uit hun graven zal roepen, en de levend overgeblevenen samen met deze opgestanen tot Zich zal nemen, opdat ze altijd met Hem zouden zijn. En dan eindigt hij: "Zo dan, vertroost elkander met deze woorden."
Over deze wegrukking spreekt hij eveneens in 1 Kor. 15:51-58, en in Fil. 3:20, 21. In Ef. 1:12 noemt hij dat de voorhoop van de gemeente, en in Fil. 3:11 de uitopstanding uit de doden (exanastasis tèn ek nekroon) niet de wederopstanding der doden.
Het is een opstanding, waarbij de andere doden dood blijven, evenals toen Christus Zelf uit de doden opstond.
Ik heb dat eerder uitgelegd.
Paulus leert in zijn verschillende brieven, dat de gemeente van Christus haar eigen, aparte opstanding heeft, vóór de dag des toorns over Israel en de volkeren aanstaande is.
De dag, waarop dat gebeurt, heet de dag van Christus. (24 uur)
Paulus gebruikt die aanduiding niet in Korinthiërs of Thessalonicensen, maar hij gebruikt hem drie maal in Filippensen, Fil. 1:6 luidt: "Dit vertrouwende, dat Hij, die in u een goed werk begonnen heeft, dat voleindigen zal
tot den dag van Jezus Christus." Fil. 1:10: "Opdat gij oprecht zijt en zonder aanstoot te geven tot den dag van Christus." Fil. 2:16: "Voorhoudende het woord des levens, mij tot een roem tegen den dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb geloopen, noch tevergeefs gearbeid"
De dag van Christus, is een geheel andere dag dan de dag des Heeren.
Over de dag van Christus spreekt alleen Paulus.
Hij noemt het een verborgenheid, en wat een verborgenheid is heb ik al uitgelegd, dus wel degelijk in het Oude Testament beschreven, maar nog bedekt of verborgen en pas in het NT geopenbaard.
De dag des Heeren is het tijdperk,( langer dan 24 uur) waarin Christus optreedt als Heer, als degene, die heerschappij heeft.
Het begint met de strijd tegen den Antichrist, het omvat de duizend jaren, de afval daarna en het oordeel voor de grooten witten troon van Openb. 20.
Na dezen dag des Heeren volgt de dag Gods; dat is het tijdperk van den nieuwen hemel en de nieuwe aarde, waarin gerechtigheid woont, waar Gods tabernakel bij de mensen is en ze geen tempel meer nodig hebben.
Over de dag Gods spreekt Petrus (2 Petr. 3:12, 13.) en Johannes. (Openb. 21 en 22.) Over de dag des Heeren spreken de oude profeten, en spreken ook Petrus en Paulus.
Volgens Gods Woord zal “de verlossing van ons lichaam” gebeuren op “de dag der verlossing” (Efeziers 4:30)
" En bedroeft de heilige Geest Gods niet, door wie gij verzegeld zijt tegen de dag der verlossing"
Elk kind van God is verzegeld door de Heilige Geest tot die dag. Zie ook 2 Korintiers 1:22.
en Efeziers 1:13-14
Maar wanneer precies is die “dag der verlossing”?
Heel simpel gezegd: dat is dezelfde dag als “de dag van onze Here Jezus Christus”.
Deze laatste uitdrukking komt 5 keer voor in de Bijbel.
“Hij zal u ook bevestigen ten einde toe, zodat gij onberispelijk zult zijn op de dag van onze Here Jezus Christus” 1 Corinthiërs 1 vers 8. Dus de “ dag van onze Here Jezus Christus” is “het einde” van de tijd van de gelovigen op aarde en het is eveneens de tijd waarop de gelovigen “onberispelijk” voor Christus zullen staan.
Het Griekse woord wat hier vertaald is met ‘einde’ is het woord “telos.”