antoon schreef:Er staan essentiële markeringen in de bijbel, als er staat dat met de dood van Jezus het wetsverbond afliep dan moeten we dat terharte nemen
Waar in de bijbel is dit te vinden?
antoon schreef:het zou wel heel vreemd zijn als hij op het einde van het boek nattevingerwerk gaat leveren, zoiets van zoeken jullie het maar uit net wat je wilt.
Dat is nu net wat ik steeds probeer te voorkomen/weerleggen.
antoon schreef:Jezus vervulde de wet zijn hele leven stond hij onder de wet onthoud het woord "vervulde" Hij kon de wet gewoonweg als aards mens niet afschaffen tot zijn dood hield hij zich aan de wet trouwens ook daarna schafte Jezus niets af, God aanvaarde zijn volmaakt offer en de wet had voor god geen betekenis meer, die was daarmee afgedaan.
De beide vetgedrukte termen zijn m.i. in tegenspraak met elkaar. Zou je dit duidelijker uit kunnen leggen.
antoon schreef:Ik ben het nog aan het onderzoeken
Als je dan de profetie van Bileam onderzoekt, zou je het volgende erbij kunnen betrekken:
Er vanuit gaande dat "het laatste der dagen" op z'n vroegst begint bij de uitstorting van de H.G. op het pinksterfeest, zou je je af kunnen vragen, evenals bij de profetie van Bileam, of en wanneer de profetieën uit Gen. 49 dan wel in vervulling gegaan zijn.
Gen. 1:1-27:
1 Daarna riep Jakob zijn zonen, en hij zeide: Verzamelt u, en ik zal u verkondigen, hetgeen u in de navolgende dagen wedervaren zal.
2 Komt samen en hoort, gij, zonen van Jakob! en hoort naar Israel, uw vader.
3 Ruben! gij zijt mijn eerstgeborene, mijn kracht, en het begin mijner macht; de voortreffelijkste in hoogheid, en de voortreffelijkste in sterkte!
4 Snelle afloop als der wateren, gij zult de voortreffelijkste niet zijn! want gij hebt uws vaders leger beklommen; toen hebt gij het geschonden; hij heeft mijn bed beklommen!
5 Simeon en Levi zijn gebroeders! hun handelingen zijn werktuigen van geweld!
6 Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; mijn eer worde niet verenigd met hun vergadering! want in hun toorn hebben zij de mannen doodgeslagen, en in hun moedwil hebben zij de ossen weggerukt.
7 Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid, want zij is hard! ik zal hen verdelen onder Jakob, en zal hen verstrooien onder Israel.
8 Juda! gij zijt het, u zullen uw broeders loven; uw hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen.
9 Juda is een leeuwenwelp! gij zijt van den roof opgeklommen, mijn zoon! Hij kromt zich, hij legt zich neder als een leeuw, en als een oude leeuw; wie zal hem doen opstaan?
10 De schepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en Denzelven zullen de volken gehoorzaam zijn.
11 Hij bindt zijn jongen ezel aan den wijnstok, en het veulen zijner ezelin aan den edelsten wijnstok; hij wast zijn kleed in den wijn, en zijn mantel in wijndruivenbloed.
12 Hij is roodachtig van ogen door den wijn, en wit van tanden door de melk.
13 Zebulon zal aan de haven der zeeen wonen, en hij zal aan de haven der schepen wezen; en zijn zijde zal zijn naar Sidon.
14 Issaschar is een sterk gebeende ezel, nederliggende tussen twee pakken.
15 Toen hij de rust zag, dat zij goed was, en het land, dat het lustig was, zo boog hij zijn schouder om te dragen, en was dienende onder cijns.
16 Dan zal zijn volk richten, als een der stammen Israels.
17 Dan zal een slang zijn aan den weg, een adderslang nevens het pad, bijtende des paards verzenen, dat zijn rijder achterover valle.
18 Op uw zaligheid wacht ik, HEERE!
19 Aangaande Gad, een bende zal hem aanvallen; maar hij zal haar aanvallen in het einde.
20 Van Aser, zijn brood zal vet zijn; en hij zal koninklijke lekkernijen leveren.
21 Nafthali is een losgelaten hinde; hij geeft schone woorden.
22 Jozef is een vruchtbare tak, een vruchtbare tak aan een fontein; elk der takken loopt over den muur.
23 De schutters hebben hem wel bitterheid aangedaan, en beschoten, en hem gehaat;
24 Maar zijn boog is in stijvigheid gebleven, en de armen zijner handen zijn gesterkt geworden, door de handen van den Machtige Jakobs; daarvan is hij een herder, een steen Israels;
25 Van uws vaders God, Die u zal helpen, en van den Almachtige, Die u zal zegenen, met zegeningen des hemels van boven, met zegeningen des afgronds, die daaronder ligt, met zegeningen der borsten en der baarmoeder!
26 De zegeningen uws vaders gaan te boven de zegeningen mijner voorvaderen, tot aan het einde van de eeuwige heuvelen; die zullen zijn op het hoofd van Jozef, en op den hoofdschedel des afgezonderden zijner broederen!
27 Benjamin zal als een wolf verscheuren; des morgens zal hij roof eten, en des avonds zal hij buit uitdelen.
Daarbij moet je dan wel weten dat voor het door de SV in vs 1 gebruikte woord "navolgende" in de grondtekst "achariyth" staat, wat "laatste der dagen" betekent (De Naardense bijbel heeft dit juist vertaald, de HSV heeft er een aantekening bij: Letterlijk, aan het einde der dagen). Ook de LXX heeft hier "achariyth" vertaald met "eschaton", het woord dat Petrus ook gebruikt in zijn "Pinksterpreek" en verder in het NT gebruikt wordt als er sprake is van het laatste der dagen.[/quote]
antoon schreef:graag de versnummer uit Jeremia 31, maar dit zal je bedoelen
Inderdaad vs 31, maar soms noem ik alleen het hoofdstuk om te stimuleren niet met losse teksten te gaan smijten, maar contextueel te lezen.
antoon schreef:Het staat er niet letterlijk, nogmaals als je aanneemt dat er nog steeds een verbond met het huidige ISRAEL van kracht is geeft dat een hoop wanorde aan de schrift, het is zo niet de god die ik ken
Laat ik nu juist precies de tegenovergestelde ervaring hebben met schriftonderzoek: Op het moment dat me duidelijk werd dat het fysieke Israël nog steeds het verbondsvolk van God is, is voor mij heel veel op z'n plaats gevallen. Ik hoef dan b.v. niet moeilijk meer te doen over profetieën zoals door Bileam en Jakob gedaan. Het staat er simpelweg zoals het er staat, en als het nog niet vervuld is dan zal dat op enig moment in de toekomst vervuld worden. Net zoals gebleken is dat (schijnbaar onmogelike) profetieën die al wel vervuld zijn, ook zeer gedetaileerd in vervulling zijn gegaan.
Ook hoef ik me dan niet in exegetische bochten te wringen als ik tot de conclusie kom dat (b.v. bij Ezechiël) geldt dat Israël=het fysieke Israël.
Maar nogmaals: Ook al staat het er niet letterlijk, welke exegetische regel pas je toe om de ene keer bij b.v. Ezechiël te lezen: Israël="geestelijk" Israël en een andere keer Israël= "fysiek" Israël. Zou je die regel eens kunnen definiëren?
Ps. 122vs6: Bidt om de vrede van Jeruzalem; wel moeten zij varen, die u beminnen.