Berichtdoor Fernando » 11 okt 2009 20:35
Ik begrijp dat Cicero er een duivels genoegen in schept om de Schrift te ontkrachten en het Woord van God tot een woord van mensen en dus leugenachtig te maken. Gelukkig is het werk van satan altijd te herkennen. Satan laat altijd steken vallen. Zo ook nu. Cicero citeert namelijk een voor hem in zijn leugenachtige praktijken passend stukje uit de Schrift om daar vervolgens zijn voor opgezette onzin op los te laten. Op dezelfde manier kun je ook beweren dat er in de Bijbel staat dat er geen God is (Zie Psalm 14 en 53). Je moet dan echter niet de hele Psalm citeren want dan kom je in de problemen. Zo ook hier. Judas zegt nergens dat het geschrift Henoch canoniek is, zegt ook niet dat het geschrift Henoch geinspireerd is of iets dergelijiks. Hij citeert hem en om aan te duiden welke Henoch hij bedoelt duidt hij hem specifiek aan als de zevende van Adam. Als je leest vanaf vers 10 zie je ook over welke tijd hij geprofeteerd heeft. En wat de lezers van Judas en dus ook ons aangaat: Zie vers 17 e.v. Daar gaat het al over Cicero en consorten.
10 Maar dezen, hetgeen zij niet weten, dat lasteren zij; en hetgeen zij natuurlijk, als de onredelijke dieren, weten, in hetzelve verderven zij zich.
11 Wee hun, want zij zijn den weg van Kain ingegaan, en door de verleiding van het loon van Balaam zijn zij henengestort, en zijn door de tegenspreking van Korach vergaan.
12 Dezen zijn vlekken in uw liefdemaaltijden, en als zij met u ter maaltijd zijn, weiden zij zichzelven zonder vreze; zij zijn waterloze wolken, die van de winden omgedreven worden; zij zijn als bomen in het afgaan van den herfst, onvruchtbaar, tweemaal verstorven, en ontworteld;
13 Wilde baren der zee, hun eigen schande opschuimende; dwalende sterren, denwelken de donkerheid der duisternis in der eeuwigheid bewaard wordt.
14 En van dezen heeft ook Enoch, de zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: Ziet, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen;
15 Om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege al de harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben.
16 Deze zijn murmureerders, klagers over hun staat, wandelende naar hun begeerlijkheden; en hun mond spreekt zeer opgeblazen dingen, verwonderende zich over de personen om des voordeels wil.
17 Maar geliefden, gedenkt gij der woorden, die voorzegd zijn van de apostelen van onzen Heere Jezus Christus;
18 Dat zij u gezegd hebben, dat er in den laatsten tijd spotters zullen zijn, die naar hun goddeloze begeerlijkheden wandelen zullen.
19 Dezen zijn het, die zichzelven afscheiden, natuurlijke mensen, den Geest niet hebbende.
20 Maar geliefden, bouwt gij uzelven op uw allerheiligst geloof, biddende in den Heiligen Geest;
21 Bewaart uzelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven.