Ik heb in Google eens het woord 'vervangingstheologie' ingetypt om mij even wat te oriënteren. Vanuit wat ik gelezen heb - tot nu toe van evangelische auteurs - komt mij een sterk of-of-denken voor de geest. Zo van:
- óf je gelooft dat de kerk in plaats van Israël is gekomen en dat God het Joodse volk verstoten heeft,
- óf je gelooft dat het Joodse volk het verbondsvolk is, het werkelijke zaad van Abraham.
(Ik heb vooral dit artikel gelezen, en even kort aan dit artikel geroken. Dus ik heb nog niet heel veel gelezen.)
Ik geloof niet in dat dilemma.
Dat God Israël verstoten heeft, geloof ik helemaal niet. Dat ontkent Paulus heel stellig in Romeinen 11:1-2. Dus waarom zou ik dat dan wel gaan beweren?
Ik zeg ook niet dat de kerk in plaats van Israël is gekomen, alsof er van vervanging sprake zou zijn. Nee, er is sprake van uitbreiding. Daarom spreek ik liever over continuering.
Als je zegt dat het Joodse volk het werkelijke zaad van Abraham is, zeg je dat de niet-Joden in de kerk - en dat is de meerderheid - niet het werkelijke zaad van Abraham is. Dus dat die het onwerkelijke zaad van Abraham zijn, of helemaal niet het zaad van Abraham. Wie dat beweert negeert Genesis 17:4-6 echter volkomen, en ook Mattheüs 3:9, en Romeinen 2:28 en 29. Dat negeren van Genesis 17:4-6, daar heeft B. Holwerda al in de periode 1946-1952 de vinger bij gelegd, zie zijn Oudtestamentische voordrachten deel 2 blz. 18. Maar mensen zijn nou eenmaal vreemde, eigenwijze en eigenwillige wezens, waartegen je kan praten als brugman. Ze gaan toch wel hun eigen gang, al zouden ze er de brandstapel voor op moeten.
Geef mij dus maar de continueringstheologie, ook al word ik dan door simplificerende evangelischen uitgescholden voor vervangingstheoloog.
De continueringstheologie neemt niet zijn vertrekpunt in een visie op de Joden, maar in een visie op het verbond van God.