Neon,
Je doelt op:
"opdat gij door dezelve der Goddelijke natuur deelachtig zoudt worden"?
Maar hetgeen mij gewin was, dat heb ik om Christus' wil schade geacht. Ja gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennis** van Christus Jezus, mijn Heere; om Wiens wil ik al die dingen schade gerekend heb, en acht die drek te zijn, opdat ik Christus moge gewinnen; En in Hem gevonden worde, niet hebbende mijn rechtvaardigheid die uit de wet is, maar die door het geloof van Christus is, namelijk de rechtvaardigheid die uit God is door het geloof; Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende, Of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden. Niet dat ik het alrede gekregen heb of alrede volmaakt ben; maar ik jaag daarnaar, of ik het ook grijpen mocht, waartoe ik van Christus Jezus ook gegrepen ben. Broeders, ik acht niet dat ik zelf het gegrepen heb. Maar één ding doe ik, vergetende hetgeen dat achter is, en strekkende mij tot hetgeen dat voor is, jaag ik naar het wit tot den prijs der roeping Gods, die van boven is in Christus Jezus.* Zovelen dan als wij volmaakt zijn, laat ons dit gevoelen; en indien gij iets anderszins gevoelt, ook dat zal u God openbaren. Doch waar wij toe gekomen zijn, laat ons daarin naar denzelven regel wandelen, laat ons hetzelfde gevoelen. Weest mede mijn navolgers, broeders, en merkt op degenen die alzo wandelen, gelijk gij ons tot een voorbeeld hebt. Want velen wandelen anders; van dewelke ik u dikmaals gezegd heb en nu ook wenende zeg, dat zij vijanden van het kruis van Christus zijn; Welker einde is het verderf, welker god is de buik, en welker heerlijkheid is in hun schande, dewelke aardse dingen bedenken. Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat hetzelve gelijkvormig worde aan Zijn heerlijk lichaam, naar de werking waardoor Hij ook alle dingen Zichzelven kan onderwerpen.
Romeinen 5-8 horen bijelkaar. Die mag je niet lostrekken. Of er één tekst uithalen... En die hoofdstukken staan weer in het geheel van de Romeinenbrief. We zouden eens veel meer de hoofdstukken aanelkaar moeten lezen. Zoals het bedoeld is.
WIJ dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus; Door Welken wij ook de toeleiding hebben door het geloof tot deze genade, in welke wij staan, en roemen in de hoop der heerlijkheid Gods. En niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, wetende dat de verdrukking lijdzaamheid werkt, En de lijdzaamheid bevinding, en de bevinding hoop; En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door den Heiligen Geest, Die ons is gegeven. Want Christus, als wij nog krachteloos waren, is te zijner tijd voor de goddelozen gestorven. Want nauwelijks zal iemand voor een rechtvaardige sterven; want voor den goede zal mogelijk iemand ook bestaan te sterven; Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is als wij nog zondaars waren. Veel meer dan, zijnde nu gerechtvaardigd door Zijn bloed, zullen wij door Hem behouden worden van den toorn. Want indien wij vijanden zijnde, met God verzoend zijn door den dood Zijns Zoons, veel meer zullen wij verzoend zijnde, behouden worden door Zijn leven. En niet alleenlijk dit, maar wij roemen ook in God door onzen Heere Jezus Christus, door Welken wij nu de verzoening gekregen hebben.
(.....)
Want indien door de misdaad van één de dood geheerst heeft door dien énen, veel meer zullen degenen die den overvloed der genade en der gave der rechtvaardigheid ontvangen, in het leven heersen door dien Enen, namelijk Jezus Christus. Zo dan, gelijk door één misdaad de schuld gekomen is over alle mensen tot verdoemenis, alzo ook door één rechtvaardigheid komt de genade over alle mensen tot rechtvaardigmaking des levens. Want gelijk door de ongehoorzaamheid van dien énen mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door de gehoorzaamheid van Eén velen tot rechtvaardigen gesteld worden. Maar de wet is bovendien ingekomen, opdat de misdaad te meerder worde; en waar de zonde meerder geworden is, daar is de genade veel meer overvloedig geweest; Opdat gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Heere.
(.....)
Dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde tenietgedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen. Want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde. Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zo geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven, Wetende dat Christus, opgewekt zijnde uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem. Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode. Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levend zijt in Christus Jezus, onzen Heere. Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven lichaams. En stelt uw leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levend geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid. Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.
(.....)
En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven. En het gebod, dat ten leven was, hetzelve is mij ten dood bevonden. Want de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft mij verleid en door hetzelve gedood. Alzo is dan de wet heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed. Is dan het goede mij de dood geworden? Dat zij verre. Maar de zonde is mij de dood geworden, opdat zij zou openbaar worden zonde te zijn, werkende mij door het goede den dood; opdat de zonde bovenmate werd zondigende door het gebod. Want wij weten dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik. En indien ik hetgene doe dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe dat zij goed is. Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde die in mij woont. Want ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik. Indien ik hetgene doe dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde die in mij woont. Zo vind ik dan deze wet in mij: als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt. Want ik heb een vermaak in de wet Gods naar den inwendigen mens, Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangenneemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is. Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik dank God door Jezus Christus, onzen Heere. Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde. ZO is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest. Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods. Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees; Opdat het recht der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.
(.....)
En indien Christus in ulieden is, zo is wel het lichaam dood om der zonde wil, maar de geest is leven om der gerechtigheid wil. En indien de Geest Desgenen Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zo zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, Die in u woont. Zo dan, broeders, wij zijn schuldenaars niet aan het vlees, om naar het vlees te leven. Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven. Want zovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods. Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader. Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen Gods en mede-erfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.
(.....)
Want ik houd het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden. Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods.
Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil die het der ijdelheid onderworpen heeft; Op hope dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. Want wij weten dat het ganse schepsel tezamen zucht en tezamen als in barensnood is tot nu toe. En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams. Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen? Maar indien wij hopen hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid. En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet wat wij bidden zullen gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen. En Die de harten doorzoekt, weet welke de mening des Geestes is, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt.*** En wij weten dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn. Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd den beelde Zijns Zoons gelijkvormig te zijn,* opdat Hij de Eerstgeborene zij onder vele broederen. En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt. Wat zullen wij dan tot deze dingen zeggen? Zo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn? Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?Wie zal beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? God is het Die rechtvaardig maakt. Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is; ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt.*** Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, of benauwdheid, of vervolging, of honger, of naaktheid, of gevaar, of zwaard?
Wandelen door de Geest is het steeds jagen naar waartoe je van Christus gegrepen bent. Het vergeten wat achter is. Om tot het (eeuwige) doel te komen. Daarom bidt onze Hogepriester ook: Zij zijn niet van de wereld, Vader... Ze zijn het niet...
Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van den boze. Zij zijn niet van de wereld, gelijkerwijs Ik van de wereld niet ben. Heilig hen in Uw waarheid; Uw Woord is de waarheid.
En daarom is het (eeuwige) leven in de kennis van God en van Jezus onzen Heere. Verstandskennis? Ja ook. Maar meer nog de praktische kennis. De gemeenschapskennis. De bevinding. Door de verdrukking heen. En daar is Romeinen 5 weer...
SIMEON PETRUS, een dienstknecht en apostel van JEZUS CHRISTUS, aan degenen die even dierbaar geloof met ons verkregen hebben door de rechtvaardigheid van onzen God en Zaligmaker Jezus Christus: Genade en vrede zij u vermenigvuldigd door de kennis van God en van Jezus onzen Heere; Gelijk ons Zijn Goddelijke kracht alles wat tot het leven en de godzaligheid behoort, geschonken heeft, door de kennis Desgenen Die ons geroepen heeft tot heerlijkheid en deugd; Door welke ons de grootste en dierbare beloften geschonken zijn, opdat gij door dezelve der Goddelijke natuur deelachtig zoudt worden, nadat gij ontvloden zijt het verderf dat in de wereld is door de begeerlijkheid.
Om Hem te kennen in Zijn namen, ambten en weldaden. Wat heb je in Hem, de volkomen Gave van de Vader, ontvangen? Waartoe is Hij gekomen? Wat is Zijn doel met jou?
En gij tot hetzelve ook alle naarstigheid toebrengende, voegt bij uw geloof deugd, en bij de deugd kennis**,
@Neon
Neon schreef:Alles is in de mens te vinden. Religie betekent immers; her-verbinden. Ware religie is de her-verbinding met God.
Wat bedoel je hier mee?
Alles is in de mens te vinden? Bedoel je dat Christus in de mens te vinden is? Of bedoel je dat na de val alle 'atributen' of 'leden' nog in ons zijn maar dat we ze na de val verkeerd gebruiken. Omdat onze wil verkeerd is. En pas waneer onze dode geest levend gemaakt is, de wil vernieuwd, met Christus ze door de Heilige Geest weer ingezet (kunnen) worden zoals bedoeld is?
@Marnix
Marnix schreef:Paulus stelt die vraag maar hij beantwoordt hem ook gelijk. Hij kent zijn ellende maar ook de verlossing, om het zo maar te zeggen. Maar als je de verlossing kent is niet alle ellende opeens verdwenen. De zonde is niet weg, je hebt nog steeds verleidingen, je het is nog steeds regelmatig vallen en (met Hem) weer opstaan. Maar wat weg is is de veroordeling (Romeinen 8:1). Als het gaat om groeien in je geloof gaat het er niet om dat je steeds beter gaat geloven ofzo maar dat je steeds meer met Hem verbonden bent, steeds meer kind van Hem wordt en dus als die aanvechtingen er zijn, je steeds meer weet dat je altijd bij Hem terecht kan en Hij je niet veroordeeld maar vrijspreekt. Maar om het bij deze week te houden, om met Hem op te staan mag / moet je ook met Hem sterven. Eerst sterft Hij en dan overwint Hij de dood en als we delen in Zijn lijden mogen we ook delen in zijn overwinnig. Dan is het echt het Goede Vrijdag en Pasen in je leven.
Marnix schreef:Als jij verpopt bent, wedergeboren, ben je nog steeds Neon maar dan mooier, veelkleuriger, meer zoals Jezus, zoals je door God bedoeld was. Je houdt niet op met Neon te zijn. Je wordt versie 2.0, naar Zijn beeld.
Hoe bedoel je beide reacties. Het verwart me een beetje. Kun je het verder uitleggen?