heintje schreef:In een ander topic werd mij min of meer verweten me eerst verder te moeten verdiepen in de vraag: "Wat is geloven"?
"Weet je wel wat geloof is?"
Bij deze. Wat versta je onder geloven?
Dus NIET: Wat betekent geloof voor mij, maar wat IS geloven?
Dit is dus een open vraag en ik zou hierop graag antwoord lezen van verschillende mensen zonder over de antwoorden direct te moeten gaan discussiëren. Ik zoek ook geen definities (kan ik zelf opzoeken), maar persoonlijke invullingen op deze vraag.
Wanneer woordkeuzes of woordbetekenissen worden gebruikt die bij ieder individu verschillend geïnterpreteerd worden, dan kan dit leiden tot totaal verschillende conclusies.
Speciaal in verband met Godsdienst ( God – dienst ) hebben bepaalde woorden en uitdrukkingen in de Bijbel een totaal andere inhoud en betekenis dan deze die men er „normaal“ of meestal aan geeft in de omgangstaal.
Als iemand op vandaag beweert een vrouw zodanig lief te hebben dat hij bereidt is ervoor zijn eigen vrouw en kinderen te verlaten, dan heeft die uitdrukking “ liefde“ niets van doen met de Bijbelse principiële liefde van inzet, opoffering en volharding.
Dit is evenzo en in belangrijke mate het geval met het begrip “ Geloof “ waarbij de Bijbel aan dit woord aan totaal andere invulling geeft dan deze die in de omgangstaal gegeven wordt.
Volgens de brief aan de Hebreeën 11:1 is geloof de zekerheid van eens in het beloofde land te zullen wonen; de erfenis van hen die getrouw aan God zijn geweest en gehandeld hebben zoals de vele geloofshelden die beschreven worden in geheel dit hoofdstuk.
De Bijbelse betekenis van geloof heeft steeds in de eerste plaats te maken met trouw, standvastigheid en gehoorzaamheid aan God en Zijn woord. Het Engelse „ faith“ brengt dit duidelijker tot uiting.
In Johannes 11:25,26a zegt Jezus:
"Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, en een ieder, die leeft en in mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven."
Jezus verklaarde ook dat het tegengestelde van geloof geen ongeloof maar ongehoorzaamheid is.
Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.( Joh 3 : 36 )
Hieruit blijkt dat gehoorzamen en geloof twee handen op één buik zijn zodat in feite het ene niet buiten het andere kan. Alsook dat geloof samengaat met het handelen volgens Gods woord.
In hetzelfde hoofdstuk 11 waarin de zogenaamde geloofshelden beschreven worden wordt dit zeer duidelijk merkbaar. Want alhoewel Gods opdracht soms verschilde, hebben allen één zaak gemeen; namelijk dat ze allen steeds aan Gods opdracht gehoorzaam en trouw waren. Daarom worden ze in Gods woord als het voorbeeld van “gelovig zijn” voorgesteld.
In de Bijbel zijn Geloof en gehoorzaamheid dus woorden die dezelfde betekenis hebben (synoniemen) .
Als Jezus zegt “
wie in Mij gelooft, zal leven” heeft dit dan ook dezelfde betekenis als “
wie Mij gehoorzaamt, zal leven “
En ook , “
opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe." Betekent hetzelfde als ,”
opdat een ieder, die Hem gehoorzaamt, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe."
Christus heeft gedurende gans zijn verblijf op aarde geleerd en in praktijk gebracht wat zijn vader geboden had, zonder daar zelf ook maar enige verandering aan te brengen
Hij was daar zeer duidelijk en principieel in en zei aan zijn toehoorders:
Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied.
Wie dan een van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen. ( Matt 5 : 17 – 18 )
Christus bracht het onveranderde woord van God en Zijn raadgevingen vervat in de geboden. Hij bracht het niet enkel in woord maar in de eerste plaats door de daad. Hetgeen Hij dan ook aan zijn volgelingen aanmaande te doen door te zeggen :
Een ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots.En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, en het viel niet in, want het was op de rots gegrondvest.
En een ieder, die deze mijn woorden hoort en ze niet doet, zal gelijken op een dwaas man, die zijn huis bouwde op het zand.En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het viel in, en zijn val was groot. ( Matt. 7 : 24 – 27 )
( Lucas 6 : 47-49 )
In het boek Spreuken wordt in dit verband zelfs het volgende gezegd:
„
Wie zijn oor afwendt van het horen der wet, diens gebed zelfs is een gruwel.“
„Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar wie ze belijdt en nalaat, die vindt ontferming.“ Spreuken 28:9,13
Ook de volgelingen van Christus spreken tot ons in die zin , Jacobus schrijft in zijn brief:hoofdstuk 1: 22
En weest daders des woords en niet alleen hoorders: dan zoudt gij uzelf misleiden. Want wie hoorder is van het woord en niet dader, die gelijkt op een man, die het gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwt; want hij heeft zich beschouwd, is heengegaan en heeft terstond vergeten, hoe hij er uitzag.
In datzelfde hoofdstuk vinden we dat het hier in feite gaat om de „ volmaakte wet „ ( vers 25) of anders uitgedrukt „ de koninklijke wet „ vers 8
Daarbij stelt Jacobus in vers 10 nog het volgende „
Want wie de gehele wet houdt, maar op één punt struikelt, is schuldig geworden aan alle geboden.Want Hij, die gezegd heeft: Gij zult niet echtbreken, heeft ook gezegd: Gij zult niet doodslaan. Indien gij nu geen echtbreuk pleegt, maar wel doodslag, zijt gij toch een overtreder van de wet geworden.
M.a.w.
wie één of meerdere van deze geboden niet aanvaardt, heeft in feite alle geboden overtreden en is daardoor niet God - dienstig. Of met andere woorden; ongelovig.
Een God – dienstig en Christelijk volk wordt dan logischerwijze ook door de Bijbel beschreven als
zij „ die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben (Openb.12 : 17 ) of
zij die de geboden Gods en het geloof in Jezus bewaren ( Openb 14: 12 )
Bewaren ( bewaken) betekent hier : ongewijzigd aanvaarden , onderwijzen en met Gods kracht proberen te bewerkstelligen.
Jacobus wijst dus duidelijk op het feit dat de daders des woords
diegenen zijn die de ganse wet van God aanvaarden en onderwijzen .
En die wet waarvan hij spreekt blijkt in de eerste plaats de Tien Geboden te zijn ( zie verzen 8 t.e.m. 12 van hfdst. 2 )
Dit is ook zeer logisch want het enige en dus principiële wat volgens de Bijbel door God zelf eigenhandig geschreven is, zijn juist deze Tien Geboden.
En Hij gaf aan Mozes, toen Hij geëindigd had met hem te spreken op de berg Sinai, de twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven door de vinger Gods ( Exodus 31:18 )
En de Here gaf mij de twee stenen tafelen, beschreven met de vinger Gods, waarop al de woorden stonden, die de Here op de berg tot u gesproken had uit het midden van het vuur, op de dag der samenkomst; (Deut 9: 10 )
Dat trouw en gehoorzaamheid ook inherent verbonden zijn met de Bijbelse betekenis van het woord „Liefde“ wordt ook meermaals door Christus (en later ook door zijn discipelen ) sterk benadrukt.
Hij zeide tot hem:
Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod.
Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten (Matt 22: 35 – 40 )
Wanneer gij Mij liefhebt, zult gij mijn geboden bewaren. ….. Jezus antwoordde en zeide tot hem: Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen. Wie Mij niet liefheeft bewaart mijn woorden niet; en het woord, dat gij hoort, is niet van Mij, maar van de Vader, die Mij gezonden heeft. (Joh 14: 16 – 24)
Johannes neemt eenzelfde standpunt in als hij in zijn brieven schrijft :
Hieraan onderkennen wij, dat wij de kinderen Gods liefhebben, wanneer wij God liefhebben en zijn geboden doen.Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren. En zijn geboden zijn niet zwaar ( 1 Joh. 5: 2 )
En dit is de liefde, dat wij naar zijn geboden wandelen. Dit is het gebod, gelijk gij het van den beginne gehoord hebt, dat gij daarin moet wandelen. ( 2 joh. 1 : 6 )
En hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij zijn geboden bewaren.
Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet; maar wie zijn woord bewaart, in die is waarlijk de liefde Gods volmaakt. Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem zijn.
Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zo te wandelen, als Hij gewandeld heeft. ( 1 Joh 2: 3 – 6 )
Volgens het woord van God blijkt dus dat :
„GELOVEN “ BETEKENT TROUW EN GEHOORZAAM TE ZIJN AAN “IEMAND”. EN VOOR DE CHRISTEN IS DAT IEMAND; CHRISTUS
DEZE TROUW EN GEHOORZAAMHEID ZIJN INHERENT AAN ELKAAR VERBONDEN DOOR WOORD EN DAAD EN DE UITING ERVAN WORDT OMSCHREVEN ALS LIEDE.