Berichtdoor Peter091988 » 18 dec 2010 10:51
Bij het lezen van dit onderwerp moest ik denken aan een aantal passages uit de Dordtse leerregels:
DL hoofdstuk 1 artikel 12
[i]Van hun eeuwige en onveranderlijke uitverkiezing tot behoud worden de uitverkorenen, ieder op zijn tijd, verzekerd, zij het niet bij iedereen even sterk en in gelijke mate. Die zekerheid ontvangen de uitverkorenen niet, wanneer zij de verborgenheden en diepten van God nieuwsgierig doorzoeken. Maar zij ontvangen haar, wanneer zij met een geestelijke blijdschap en heilige vreugde [b]de onmiskenbare vruchten van de uitverkiezing, die Gods Woord aanwijst, bij zichzelf opmerken, zoals bijvoorbeeld het ware geloof in Christus, kinderlijk ontzag voor God, droefheid naar Gods wil over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid.[/b][/i]
Ik denk dat er maar weinig christenen zijn die deze kenmerken altijd bij zichzelf opmerken. En stel dat je bij jezelf wel deze vruchten van de verkiezing bij jezelf opmerkt, dan kan je altijd nog zeggen dat je misschien niet goed weet wat de Bijbel onder deze zaken verstaat of dat je niet kritisch genoeg naar jezelf kijkt. En stel nu eens dat God mij een beproeving geeft, blijkt mijn geloof dan wel echt te zijn? (De Bijbel leert dat uit beproevingen de echtheid van ons geloof blijkt) Vooral die laatste vraag jaagt mij schrik aan. Want er zijn mensen die ten tijde van beproeving afhaken.
Maar stel nu eens dat ik meen bij mezelf de vruchten van de verkiezing te zien, dan kan het zijn dat ik ten tijde van beproeving dit helemaal niet meer zo sterk zie. Ik zie dan slechts mijn zwakheid en als ik dan door de beproeving heen kom, is dat slechts omdat God zo genadig is om mij er doorheen te trekken. Na de beproeving zit je dan misschien wel met moeilijke vragen: is mijn bekering wel echt? Heb ik wel een waar geloof? Wil God mij nog wel aannemen nadat mijn zwakten zo zichtbaar werden?
Ik vind het heel bijzonder dat DL in artikel 16 het volgende zegt:
[i]Nu zijn er mensen die het levend geloof in Christus of het vertrouwen met hart en ziel, een goed geweten voor God, het leven in de kinderlijke gehoorzaamheid en het roemen in God door Christus nog niet zo sterk bij zichzelf opmerken. [b]Toch gebruiken zij de middelen, waardoor God naar zijn belofte dit alles in ons bewerkt. Zij moeten zich niet laten ontmoedigen, wanneer zij over de verwerping horen spreken en evenmin zichzelf tot de verworpenen rekenen.[/b] Integendeel, zij moeten de middelen trouw blijven gebruiken, vurig verlangen naar de tijd van overvloediger genade en die eerbiedig en ootmoedig verwachten. [b]Zij die ernstig verlangen zich tot God te bekeren, Hem alleen te behagen en uit het lichaam des doods verlost te worden, maar toch nog niet zo ver in het gelovig leven voor de Here kunnen komen, als zij wel wilden, behoren voor deze leer van de verwerping al helemaal niet bevreesd te worden.[/b] De barmhartige God heeft immers beloofd, dat Hij de walmende vlaspit niet zal uitdoven en het geknakte riet niet zal verbreken.[/i]
Het spreekt mij enorm aan dat hoewel ik zoveel fouten bij mezelf zie en ik zou willen dat ik meer bekeerd was, dat ik toch niet hoef te vrezen voor de verwerping. Dit is, denk ik, een enorme troost voor iedereen die zo graag voor God wil leven, maar zichzelf tekort ziet schieten! DL spreekt zelfs erover dat God door de genademiddelen het levend geloof, kinderlijk ontzag en gehoorzaamheid e.d in ons wil opwekken. Ik zie hierin een belofte dat mensen die God en Zijn Woord serieus nemen en de strijd aangaan om naar dat Woord te leven, zullen delen in het heil. Ondanks onze zwakheden en zonden wil God ons barmhartigheid bewijzen. Zo beleven we met hart en ziel dat Gods genade echte genade is!
Veel zegen toegewenst,
Peter