goofy1978 schreef:in het begin van de oorlog zei hij je niet tegen de duitsers te verzetten ,maar toen hij in de gaten kreeg hoe ze met joden en anderen omgingen heeft hij wel meegedaan aan het verzet.
en dat ging goed omdat hij voor duitsgezind doorging.
Als het bovenstaande juiste informatie bevat, werpt dat een nieuw licht op de zaak. Ik vraag me trouwens wel af of Goofy gelijk heeft. Getuige het volgende artikel:
ND Geplaatst op maandag 6 augustus 2007
"Dominee Kersten zweeg over zijn Joodse naaste
door onze redacteur Piet H. de Jong
Vandaag 125 jaar geleden werd Gerrit Hendrik Kersten te Deventer geboren. Hij groeide uit tot onbetwiste leider van de SGP en de Gereformeerde Gemeenten. Over hem schreef godsdienstleraar Herman van Beek een studie. Hij nam de houding van Kersten tegenover de Joden onder de loep.
BARENDRECHT - ,,De oprichter van de SGP en voorman van de Gereformeerde Gemeenten ds. G.H. Kersten handelde in politiek, economisch en godsdienstig gebied niet positief naar de Joden. Anders gezegd: hij handelde hierin antisemitisch.'' Die conclusie trekt Herman M. van Beek in zijn masterscriptie ter afronding van zijn studie 'Geschiedenis van het christendom' aan de Leidse Universiteit. Van Beek onderzocht specifiek de houding van Kersten als SGP-leider tegenover de Joden. Daarvoor bestudeerde hij preken, artikelen en partijredes van Kersten.
Van Beek is godsdienstleraar en groeide op in een gezin waar met regelmaat de preken van Kersten werden gelezen. Kersten kwam al vroeg voor Herman in beeld omdat hij een 'Kerstenkoppie' had, gelet op zijn kapsel. Bij het doen van openbare belijdenis in 1982 kreeg Van Beek van zijn ouders De Gereformeerde Dogmatiek geschreven door ds. Kersten. De belangstelling voor zijn studieobject was er ook omdat Herman van Beek veel contact had met het Joodse gezin Slagter. Vader Slagter was een Messiasbelijdende Jood. Met diens zoon Ruben zat Herman van Beek al op kleuterschool.
Na zijn studie moet Van Beek concluderen dat het ,,beeld van 'de godvrezende' leider soms wreed werd verstoord als bleek hoe hij dacht over de Joden of hoe hij handelde met medechristenen die anders dachten dan hij.'' Critici in de partij of in de kerkelijke gemeenten werden hard aangepakt door middel van royement of kerkelijke censuur. Hierin vertoonde Kersten ,,dictatoriale trekken''.
Vervangingstheologie
Van Beek wil in zijn studie recht doen aan de persoon van ds. Kersten en vraagt zich af hoe de predikant-politicus tot zijn theologische opvatting over Joden kwam. Kersten blijkt een aanhanger te zijn van de 'vervangingstheologie'. De Joden kruisigden Jezus Christus en riepen daarmee het oordeel over zichzelf af. Kersten hield aan deze theologische opvatting vast, vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Van grote invloed op zijn denken was het leerbesluit van de synode van de Gereformeerde Gemeenten uit 1931. Het genadeverbond staat onder het eeuwige besluit van Gods verkiezing. Omdat de Joden niet meer de uitverkorenen van God waren, had Israël als volk en land voor Kersten afgedaan. Van Beek merkt op dat deze theologische visie destijds door veel meer gereformeerden werd beleden. Opmerkelijk is dat Kersten hierin meer op de lijn zat van de neocalvinist Abraham Kuyper dan op die van bevindelijke theologen zoals Wulfert Floor en Wilhelmus à Brakel. Op grond van zijn studie stelt Van Beek dat Kersten geen contact heeft gehad met Joden. Wel had hij contact met christen-Joden maar daarvan vond hij dat die geen Joden meer waren.
Vanuit deze uitgesproken afstandelijke houding én op basis van zijn theologische opvatting nam hij tegenover de Duitse bezetter een zeer lijdelijke houding aan. Van Beek noemt die houding tragisch. Als voorbeeld van die houding noemt hij de oproep aan de Vereniging van Gereformeerde Scholen (VGS), de scholen van de Gereformeerde Gemeenten, om Joodse kinderen bij de bezetter te melden. ,,Deze antisemitische maatregel werd zonder commentaar uitgevoerd.'' Van Beek acht het denkbaar dat Kersten in zijn hart wel begaan was met het lot van de Joden als 'de beminden om der vad'ren wil', maar ,,hij heeft daar in de oorlog geen woord over geschreven of zich er mondeling over uitgelaten''. Wel is er incidenteel hulp verleend aan Joodse onderduikers.
Op grond van zijn onderzoek trekt Van Beek de conclusie dat ds. Kersten geen handtekening heeft gezet onder het protesttelegram van de gezamenlijke kerken tegen de Jodenvervolging. Dit protest van 11 juli 1942 was gericht aan rijkscommissaris Seyss-Inquart. Van Beek neemt daarmee afstand van het Deputaatschap voor Israël van de Gereformeerde Gemeenten. Dit deputaatschap suggereerde dat Kersten daadwerkelijk geprotesteerd heeft tegen de deportatie van Joden. In een advertentie in het Reformatorisch Dagblad van eind december 2002 steunde het deputaatschap een actie van de SGP-jongeren gericht tegen Gretta Duisenberg die aandacht vroeg voor het Palestijnse volk. Er zijn geen bewijzen dat Kersten dat protest van 11 juli 1942 daadwerkelijk heeft ondertekend. Van Beek stelt vast dat ,,tijdens de Tweede Wereldoorlog Kersten heeft stilgezwegen ten opzichte van zijn Joodse naaste.''
In 1945 werd ds.Kersten gezuiverd als lid van de Tweede Kamer wegens duitsgezindheid. Als bewezen had kunnen worden dat hij later wel Joodse kinderen had geholpen, was dat niet gebeurd, dunkt me.
Dit betekent dus dat de informatie op de site over ds.R. Kok juist is.
Mijn vraag luidt nu: Weet iemand documentatie over vermeende hulp van Kersten aan Joden later in de oorlog?
Gertio