Berichtdoor marin » 14 sep 2010 10:27
De godsdienst van de Joden bestond in Jezus tijd uit weinig meer dan een systeem van ceremoniën.
Naarmate zij de ware dienst van God hadden verlaten en de geestelijke kracht van Zijn woord hadden verloren, hadden zij getracht dit gebrek aan te vullen door aan de Goddelijke instellingen allerlei ceremoniën en overleveringen van eigen vinding toe te voegen. .
Zij beschouwden zichzelf rechtvaardig wegens hun ijver in het vervullen van ceremoniën en waardig een plaats in te nemen in het koninkrijk Gods.
Maar zij hadden hun hoop gevestigd op wereldse grootheid. Zij verlangden naar rijkdom en macht en deze verwachtten zij als loon voor hun voorgewende godsvrucht.
Zij zagen uit naar de Messias, die op aarde een koninkrijk zou oprichten en als een machtig vorst onder de mensen zou heersen. Met Zijn komst hoopten zij elke wereldse zegening te ontvangen.
Jezus wist, dat zij in hun verwachtingen zouden worden teleurgesteld.
Hij was gekomen om hun iets te leren dat veel beter was dan wat zij zochten. Hij was gekomen om de ware dienst van God te herstellen, om een reine godsdienst des harten in te voeren, die zich openbaren zou in een rein leven en een heilig karakter.
Een gedeelte van de bergrede:
"Zalig zijn de armen van geest," zei Jezus.
Armen van geest zijn zij, die hun eigen zondigheid en behoefte hebben leren kennen. Zij weten, dat zij uit zichzelf geen goed kunnen doen. Zij verlangen naar hulp van God en God wil hun Zijn zegen geven.
Jes. 57 : 15. Want zo zegt de Hoge en Verhevene, die in eeuwigheid troont en wiens naam de Heilige is: In den hoge en in het heilige woon Ik en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om de geest der nederigen en het hart der verbrijzelden te doen opleven.
De priesters en rabbijnen twistten dikwijls over deze vraag. Zij beschouwden de arme en de onwetende niet als hun naaste en betoonden hun geen vriendelijkheid.
Jezus nam geen deel aan hun twist, Hij beantwoordde hun vraag door een verhaal van wat kortgeleden gebeurd was.
Hij zei: Een zeker man reisde van Jeruzalem naar Jericho........
daar kwamen een priester en een Leviet uit de tempel voorbij....deze mannen waren uitverkoren om in Gods tempel te dienen, en behoorden dus, evenals God, goedertieren en vriendelijk te zijn maar hun hart was koud en gevoeloos geworden.
Na enige tijd kwam daar ook een Samaritaan voorbij......de Samaritanen werden door de Joden veracht en gehaat. Een Jood zou geen van hen een slok water of een stuk brood geven. Maar daar dacht de Samaritaan niet aan, de Samaritaan deed zijn mantel uit en wikkelde hem erin. Hij gaf hem van zijn wijn te drinken en goot olie in zijn wonden. Hij zette hem op !ijn eigen beest, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem de gehele nacht.
De volgende morgen, vóór zijn vertrek, betaalde hij de herbergier om voor hem te zorgen, totdat de man genezen zou zijn.
Nadat Jezus Zijn verhaal geëindigd had, wendde Hij Zich tot de wetgeleerde en vroeg hem:
Wie van deze drie dunkt u, dat de naaste is geweest van de man, die in handen der rovers gevallen was?
De wetgeleerde antwoordde: "Die barmhartigheid aan hem gedaan heefL" Jezus zei: "Ga heen en doe evenzo." Luk. 10: 35-37.
Zo leerde Jezus, dat elke persoon, die onze hulp nodig heeft, onze naaste is. Wij dienen hem te behandelen, zoals wij zelf behandeld zouden willen worden.
De priester en de Leviet gaven voor, dat zij Gods geboden onderhielden, maar in werkelijkheid was het de Samaritaan die het deed.
Hij had een vriendelijk en liefhebbend hart.
Een vriendelijk, liefhebbend hart is meer waard dan al de rijkdom der wereld. Zij die leven om anderen goed te doen, tonen, dat zij Gods kinderen zijn.
Jes 8: 20: Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad. King James: Dit komt, omdat er in hen geen licht is.